Ga verder naar de inhoud

Advies 119: Onderwijs: kiem voor onderzoek en innovatie

VRWB • 18 april 2008

Samenvatting

Eén van de kritische succesfactoren van een goed draaiend wetenschaps- en innovatiebestel is immers de beschikbaarheid van menselijk potentieel. Zowel de aanwezigheid van voldoende menselijk potentieel, als de kwaliteit van deze mensen zijn hierin sleutelbegrippen. Binnen de moderne kennismaatschappij is het benutten van het beschikbare (wetenschappelijke) talent van cruciaal belang. Het innovatievermogen van een regio hangt in de eerste plaats af van de aanwezigheid van onderzoekers. Zij staan aan de wieg van doorbraken in de wetenschap, zetten innovatie in gang en vormen zo de ruggengraat van onze kenniseconomie. Maar er is evenveel nood aan wetenschappelijk/technologisch geschoolde managers die innovatie in hun bedrijf kunnen introduceren, en aan een ruim aantal hoger opgeleide en technisch geschoolde medewerkers die deze kennis in de praktijk kunnen brengen. Het gaat hierbij dus niet alleen over gedoctoreerden, maar ook over masters en bachelors. De beschikbaarheid van hooggekwalificeerd talent en de groei van het aantal onderzoekers is een belangrijk element van de Lissabon-agenda. Tegen 2010 zouden er in Europa naar schatting 700.000 extra onderzoekers nodig zijn om de 3%-doelstelling voor O&O te verwezenlijken. Ook Vlaanderen zal in de loop van de volgende jaren aanzienlijk meer onderzoekers nodig hebben - zo'n 15.000 volgens de beleidsbrief Wetenschap en Innovatie 2006-. We hebben in de toekomst niet alleen méér hoger opgeleiden nodig, maar ze moeten ook over de geschikte competenties beschikken om adequaat op de uitdagingen te kunnen inspelen. Dit houdt uiteraard ook bepaalde eisen aan het hele palet van hoger onderwijs in, zowel op het bama-niveau als voor de doctoraatsopleiding. Het rekruteren en het begeleiden van jongeren die een loopbaan ambiëren in onderzoek en opleiding is dus bepalend voor zowel de verdere ontwikkeling van onze wetenschap als voor de kwaliteit van de opleidingen. Om deze reden, namen de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) het initiatief om het belang van onderwijs voor innovatie te beargumenteren in een advies dat werd onderbouwd met een grondige analyse. Voor de opvolging en begeleiding stonden beide adviesraden in. Een VRWB-redactiecomité, onder voorzitterschap van prof. Harry Martens, bereidde de teksten voor. In de Vlor werd de tekst besproken door de werkgroep 'Onderwijs in innovatie', eveneens voorgezeten door prof. Harry Martens.